De Vos en de ganzen
De vos kwam eens op een weiland, en daar lag een troep mooie, vette ganzen, en hij lachte en zei: "Ik kom als geroepen, jullie zitten allemaal zo mooi bijeen, en nu kan ik de één na de ander oppeuzelen." De ganzen gigengakten van schrik, sprongen op, begonnen te jammeren en klagelijk om hun leven te smeken. Maar daar wou de vos niets van horen en hij zei: "Geen genade, allemaal dood." Eindelijk vatte één van hen moed en zei: "Als wij arme ganzen ons heerlijk jong leven moeten laten, sta ons dan nog deze enige genade toe: veroorloof ons nog een gebed, zodat we niet in onze zonden sterven en dan gaan we op een rij staan en kun je steeds de vetste uitzoeken." "Goed," zei de vos, "dat kan wel en het is een vrome wens; ga maar bidden, ik wacht wel zolang." Dus begon de eerste een heel lang gebed, altijd maar "ga! ga!" en omdat die gans maar niet ophield, wachtte de tweede niet tot het haar beurt was, maar ze begon ook van "ga! ga!" De derde en de vierde volgden toen en weldra gigakten ze allemaal tegelijk. (En als ze klaar zijn met bidden, vertel ik het sprookje verder, maar ondertussen zijn ze nog steeds bezig).
Overzicht Sprookjes
Fotografie en webdesign by MediaCity